Datering
De megalieten van Wéris vindt men terug in het geografische hoog-België. Ze liggen op een 8 km lange NNO-ZZW-lijn op een plateau, genoemd de Calestienne. Deze smalle kalksteenzoom, de Calestienne, is een kalksteenplateau van in totaal zo'n 130 kilometer lang en 2 tot 4 km breed. Dit kalksteenplateau loopt van de Franse grens ten westen van Chimay tot Louveigné bij Remouchamps in het oosten. De Calestienne vormt de overgang tussen de lager gelegen Famenne-depressie in het noorden en het hoger gelegen Ardennen in het zuiden. Vormde de Calestienne in de Steentijd misschien een van de natuurlijke geografische verbindingsassen tussen de laagvlakte van het Bekken van Parijs en de Baltische laagvlakte?
Zo'n 5.000 jaar geleden ontstond de Seine-Oise-Marnecultuur met een kernbezetting in het Bekken van Parijs ( het gebied onder de Semois ligt in het Bekken van Parijs = een uitgestrekte laagvlakte in het westen van Frankrijk). Zij ontwikkelde zich daar in het laat-neolithicum tussen 3100 en 2500 v.C. In het begin van het derde millennium breidde dit cultuurvolk zijn nederzettingen naar het noorden uit, vooral in de Calestienne en de Fagne-Famenne-depressie, alsook in de vallei van de Maas en de Samber en in mindere mate in Vlaanderen en Zuid-Nederland. De Ardennen lagen binnen een uitloper van het SOM-gebied maar buiten het trechterbekercultuur-gebied (TRB - Fr: "culture des Gobelets en Entonnoir", Eng. "Bell Beaker". De Nederlandse tak van de trechterbekercultuur maakte deel uit van de Westgroep. Deze groep bouwde hunebedden in hun leefgebied, het huidige Drenthe en het aangrenzende Nedersaksen. In de hunebedden zijn trechtervormige keramische bekers gevonden). Geen enkele verblijfplaats van de SOM-cultuur is tot heden in Wallonië gevonden. De Seine-Oise-Marnebevolking onderscheidt zich door hun manier van begraven. Zij gebruikten hun graven meermaals: nieuwe bijzettingen vonden herhaaldelijk plaats. Men gebruikte zowel grafgrotten (zoals reeds eerder in de Midden Steentijd), marchets (grafheuvel opgebouwd uit stenen) als dolmens = ganggraven (Fr. "allée courverte"). Het aardewerk van de SOM-cultuur was grof en dikwandig met een zware bodem, in rudimentaire vormen met een S-vormig profiel zonder versiering.
De Fagne-Famenne-depressie in Wallonië, bestaande uit leisteen, wordt in het zuiden en in het noordoosten gedomineerd door een smal plateau, met name de Kalksteenzoom (Calestienne). Op dit kalksteenplateau bevinden zich verschillende megalithische monumenten, kenmerkend voor de Seine-Oise-Marnecultuur: de menhir van Baileux, de collectieve begraafplaats onder een overhangende rots van Martouzin, het ganggraf van Jemelle en van Jemeppe-Hargimont (verdwenen), de menhirs van Forrières, en de megalithische site van Wéris.
De dolmen van Wéris, WERIS I, en de dolmen van Oppagne, WERIS II, zijn collectieve ganggraven: sommige overleden mensen van de Seine-Oise-Marnecultuur kregen hier hun laatste rustplaats. Erg weinig archeologisch materiaal werd er bij de opgravingen gevonden, maar de funeraire bestemming wordt wel bevestigd. Met koolstof datering heeft men de gevonden botresten kunnen dateren in het derde millenium voor Christus, nl. tussen 3000 en 2800 v.C. Waarschijnlijk dateren de dolmens en menhirs uit dezelfde periode.